Zorg dat klimaatbeleid geen ad-hoc beleid wordt

28 okt 2021 | Blog post | door Daan Peters

De energietransitie richt zich nu vooral op 2030 -  transitiepad tot 2050 nodig

 

In Europa presteren alleen Malta en Luxemburg slechter dan Nederland wat betreft het aandeel duurzame energie¹. Maar gelukkig heeft Nederland de afgelopen jaren een versnelling ingezet, zie bijvoorbeeld de snelle groei van wind op zee en zonne-energie. Inmiddels bestaat brede consensus over het einddoel: een volledig klimaatneutraal energiesysteem in 2050. En het liefst nog eerder. De Klimaatwet van 2019 legt dit doel wettelijk vast. Minder duidelijk is hoe we dit doel denken te gaan bereiken. Het Klimaatakkoord richt zich op de periode tot 2030. Op zich een begrijpelijke focus, die ook te zien is in de Europese ‘Fit for 55’ plannen. Maar voor optimale keuzes die leiden tot een zo goedkoop en eerlijk mogelijk klimaatneutraal energiesysteem is het belangrijk dat de hele transitie van vandaag tot 2050 in kaart wordt gebracht. Zonder een helder zicht op toekomst en langetermijnplanning wordt klimaatbeleid ad-hoc beleid waarin we achter de feiten aanlopen.

 

Hoe ziet de optimale energiemix van 2050 eruit?

Het is daarom goed dat de Tweede Kamer onlangs een motie van Henri Bontenbal (CDA) en Silvio Erkens (VVD) aannam² waarin gepleit wordt voor meer inzicht in een kostenoptimale energiemix in 2050 en de regering opgeroepen wordt om een optimalisatiestudie uit te laten voeren. Een dergelijke studie, met inbreng van een groot aantal experts, zal de overheid inzicht verschaffen over het ‘eindbeeld’, om op basis daarvan de transitie zijn geheel te plannen.

 

Grote lijnen zijn duidelijk - daarbinnen nog veel keuzes

In grote lijnen kunnen we de transitie al zo’n beetje doorzien: veel meer wind op zee; waterstof, deels geïmporteerd; duurzaam geproduceerd biomethaan, ook ten behoeve van negatieve emissies; verzwaring van het elektriciteitsnet en het realiseren van een Europees waterstofnet met opslagcapaciteit; voortschrijdende elektrificatie in vervoer, industrie en gebouwen, het isoleren van gebouwen en het zoveel mogelijk verlagen van de piek in het energieverbruik. Maar binnen deze grote lijnen zijn er verschillende manieren om een klimaatneutraal energiesysteem te bereiken. Het energiesysteem kent veel variabelen en subsystemen en slimme keuzes zijn nodig om tot een werkend geheel te komen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. 

 

Meer zonnevelden, wind op zee of vooral energie-import

Een greep uit de keuzes. RVO verwacht dat zon-PV doorgroeit van zo’n 15 GW eind dit jaar naar 22,5 GW in 2023³. Deze snelle groei leidt nu al tot een grote druk op de netwerkbedrijven. Is het verstandig om na 2023 verdere groei van zon-PV te faciliteren met netaansluitingen of kunnen we beter wind op zee wat verder opschalen tot boven de benodigde 38 GW?⁴ Wanneer moet een keuze gemaakt worden over de aanleg van een energie-eiland op zee? In welke mate moeten oplossingen als flexibilisering van energievraag, warmtebuffering en hybride warmtepompen worden ingezet om extra investeringen in energienetwerken zo laag mogelijk te houden? Moet het nationale waterstofnetwerk na 2030 verder worden uitgebouwd inclusief verbindingen naar Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk? Tot welk niveau gaan we 8,5 miljoen Nederlandse gebouwen isoleren en welke warmtetechnologieën zijn waar nodig? Is het verstandig om in te zetten op grootschalige CCS voor blauwe waterstofproductie, ook voor negatieve emissies in combinatie met biomassa of direct air capture?

Momenteel importeert Nederland al meer dan de helft van de benodigde energie uit het buitenland. Het is onrealistisch dat Nederland tegen het midden van deze eeuw een autarkisch energiesysteem heeft. De vraag wordt hoeveel we zelf produceren en in welke mate we bijvoorbeeld groene waterstof uit Noord-Afrika importeren via een Europees waterstofnetwerk. 

 

De overheid moet sturend optreden richting een kostenoptimaal klimaatneutraal energiesysteem op basis van de optimalisatiestudie. Beleidskeuzes voor 2030 zouden in lijn moeten liggen met het transitiepad tot 2050. En om maatschappelijke steun te behouden  is het cruciaal dat de kosten eerlijk worden verdeeld.

 

MACC curve en maatschappelijke CO₂-prijs als keuzehulp

Eerst inzicht dus en vervolgens keuzes. Keuzes in samenspraak met belanghebbenden, maar waarbij uiteindelijk de rijksoverheid bepaalt. Afstemming met onze buurlanden is onontbeerlijk, bijvoorbeeld over de aanleg van een Europees waterstofnet. Daarbij moeten de totale maatschappelijke kosten en baten leidend; niet de kosten die individuele gebruikers zien als gevolg van de huidige tariefstructuren en belastingen. Hierbij kan het nuttig zijn om opties te rangschikken op basis van totale systeemkosten als leidraad voor overheidssturing, in combinatie met een geleidelijk dalende maximale ‘maatschappelijke CO₂-prijs’ per vermeden ton CO₂-uitstoot als basis voor overheidssteun.

 

Zo’n Marginal Abatement Cost Curve geeft inzicht in de hiërarchie van transitieoplossingen. Veel bedrijven gebruiken dit instrument al om hun eigen klimaatstrategie te plannen. In de gebouwde omgeving bijvoorbeeld, worden in de MACC het opschaalpotentieel en de kosten voor verschillende warmte-oplossingen met elkaar vergeleken. Voor elke duurzame warmteoplossing wordt bepaald wat de maatschappelijke kostprijs is van een ton vermeden CO₂-uitstoot. Hierbij wordt niet slechts gekeken naar de kosten voor technologie, isolatie en energie per gebouw, maar ook naar de kosten van de bijbehorende energie-infrastructuur inclusief opslag.

 

Overheidssteun voor oplossingen met lage maatschappelijke kosten

Er wordt een ‘2050 MACC’ vastgesteld op basis van de resultaten van de optimalisatiestudie, en een '2020 MACC' die de huidige situatie weergeeft. Jaarlijks worden beide MACCs herzien. Overheidsbeleid en stimulering, ook als deze gericht zijn op 2030, zou in lijn moeten zijn met de '2050 MACC'. Hierbij kan het helpen als de overheid een ‘maximale CO₂ prijs’ hanteert om steun te richten op oplossingen met de laagste totale maatschappelijke kosten. Transitieoplossingen zijn alleen subsidiabel als de kosten ervan lager zijn dan een te bepalen maximale ‘maatschappelijke CO₂-prijs’ per vermeden ton CO₂-uitstoot en als ze schaalbaar zijn en een rol spelen in het uiteindelijke klimaatneutrale energiesysteem. De maximale prijs kan een geleidelijk aflopende prijs zijn, waarbij de hoogte wordt vastgesteld op basis van onderzoek door bijvoorbeeld PBL.

 

Betaalbaar

Op basis van een MACC in combinatie met een maatschappelijke CO₂-prijs kan de overheid optimale energietransitie-keuzes maken. Vervolgens gaat het erom de gekozen oplossingen grootschalig te implementeren en de kosten daarvan sterk te reduceren en te verdelen. Zodat we koersen op een zo betaalbaar mogelijk klimaatneutraal energiesysteem.

 

Voetnoten:

1) Meest recente Eurostat cijfers over 2019, Renewable energy statistics - Statistics Explained (europa.eu)

3) RVO, Monitor Zon-pv 2021 in Nederland  (conceptversie september 2021)

4) Noordzee Energie Outlook (2020)  38 GW wordt gezien als een einddoel voor wind op zee in een situatie met significante energie-import; 72 GW geldt als een einddoel in het geval dat Nederland zelfvoorzienend zou worden qua energieopwek.